Een Leven Voor Een Leven

Verhaal Info
Militair, op missie in Noord Afrika, wordt verleid
9.9k woorden
5
781
0
Deel dit Verhaal

Lettertypegrootte

Standaard Lettergrootte

Lettertypeafstand

Standaard Lettertypeafstand

Lettertype Gezicht

Standaard Lettertype

Thema Lezen

Standaardthema (Wit)
Je moet Inloggen of Aanmelden om uw aanpassingen in uw Literotica-profiel op te slaan.
PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier

Ik was nog jong, eerste luitenant, niet heel lang getrouwd. Ja, natuurlijk, mijn vrouw was zwanger van onze oudste. Hoe lang was dat geleden? Ach, wat doet het ertoe.

De zwangerschap had complicaties. Mijn vrouw had eerder een miskraam gehad en was bang het kind opnieuw te verliezen. Dus: geen seks. Dat was even slikken voor een gezonde militair. Ik had mij, nog vóór die zwangerschap, opgegeven voor uitzending naar een Noord-Afrikaans land. Een paar maanden later werd ik daar daadwerkelijk heen gestuurd. Het bekende verhaal: rebellen tegen de regering èn rebellen tegen rebellen, een bestand, de Verenigde Naties zal toezien op naleving, de NAVO mag het vuile werk opknappen. Heerlijke klussen, meestal: je ziet nog eens een ander land, minstens de helft van de bevolking is dolgelukkig dat je er bent, rondscheuren in pantserwagens, de hele boel. Leuk. Ik heb geen geweldige carrière gemaakt want ik wilde nooit bureauwerk doen. Laat mij maar voor de troep staan. Die houding, daar kom je in een leger in vredestijd niet ver mee.

Maar goed, ik dus naar Afrika, terwijl ik al drie, vier maanden geen... eeh... gemeenschap had gehad. Ik was zelf ook bezorgd om het kind, en er ook blij mee, dus geen haar op mijn hoofd dacht aan overspel. Enfin, we belandden met een Engels-Nederlands contingent in zo'n stad waar de helft van de minaretten kapotgeschoten is en de andere helft je iedere vier uur wakker blèrt tot je die ook kapot zou willen schieten. Ik houd nog steeds vol dat er in die contreien veel minder oorlog zou zijn als ze eenvoudig de muezzins verbieden die 400-watts versterkers te gebruiken. Om te beginnen komt iedereen zo aan zijn slaap toe en dan zijn de lontjes van de mensen niet zo kort. Borrelpraat natuurlijk, maar zoals zo vaak bij borrelpraat zit er een kern van waarheid in.

Toen we eenmaal goed en wel ingericht waren werd ik bij de bevelhebber van de missie geroepen. Om de een of andere reden hadden de hoge pieten besloten dat de Royal Navy deze klus moest klaren. In een straal van 400 kilometer geen zee te bekennen, de wegen van de NAVO zijn ondoorgrondelijk. De baas was een Commander, zoiets als bij ons een luitenant-kolonel.

'Ik heb gehoord dat u Frans en Arabisch spreekt?'

'Yes, Sir.' Mijn Arabisch was niet goed, maar ik kon me verstaanbaar maken. Arabisch is voor iedereen in dat gebied de tweede taal, zoals Engels dat bij ons is. En het land was een oude Franse kolonie, dus in ieder geval de intellectuelen daar spreken wel een mondje Frans.

'Spreekt u ook een van de lokale talen?'

Een stomme vraag, ik was voor het eerst in het land.

De Commander liep naar een kaart aan de muur en wees op een paar bergdorpen in het zuiden van ons gebied. 'Die boeren worden geacht hun wapens in te leveren. Uit deze streek hebben we nog helemaal niemand gezien, terwijl daar een paar maanden geleden flink gevochten is. Ik stuur u er met een detachement heen. Probeer de plaatselijke krijgsheren ervan te overtuigen dat ontwapenen in hun eigen bestwil is. U bent ook kwartiermaker, want we willen daar een paar mensen permanent stationeren.' Hij keek me een tijdlang schattend aan. Ging hij me advies geven? Nee, hij ging verder: 'Ik heb maar vijf tolken. Ik geef u er daar één van mee. Ik zou het waarderen als u er een beetje zuinig op was.' Uit de mond van een Engelsman betekent zoiets dat je beter jezelf dood kunt laten schieten dan je tolk.

Die eenheid bleek miniem klein te zijn: twee jeeps, twee motorfietsen en een drie-tonnertje met wat voorraden. Acht man in totaal. Zeven man en één vrouw om nauwkeuriger te zijn, want de tolk bleek vrouwelijk. Een "chief petty officer" -- een sergeant-majoor bij de Royal Navy -- waarvan de moeder uit ons gebied kwam. Ik zag haar pas de eerste avond, toen we kamp maakten. Ze was, wat je noemt, een type: de eerste avond stond ze erop uitsluitend Arabisch tegen mij te praten. Nou heb ik het Arabisch geleerd dat in de Golf gesproken wordt, en dat wijkt nogal af van het dialect dat daar ter plaatse gesproken werd. Het was een vermoeiend gesprek. Na een uur zei ze opeens in het Engels: 'Ik moest u van de Commander overhoren, en als uw Arabisch goed genoeg was, moest ik morgenochtend meteen terug. Ik zal hem maar melden dat ik bij u blijf.' Gezakt voor mijn eerste examen.

Mijn tweede examen verliep een stuk beter. Na drie dagen rijden waren we in het ons toegewezen gebied. Drie parallel lopende dalen, een handvol dorpjes -- deels in puin geschoten -- nauwelijks wegen daartussen. Prachtig gebied, op een plateau tussen de savanne en de bergen, dus relatief koel; met meerdere riviertjes erdoor, dus relatief groen. Ik had besloten kwartier te maken in een stadje in het middelste dal. Bij stom toeval stuitten we daar op een onderkomen dat voldeed: een hotel aan de markt, middenin het stadje. Ongetwijfeld ooit een fort geweest, maar al jaren geleden verbouwd tot hotel. Een groot vierkant complex, met maar één stevige toegangspoort aan de marktzijde. Aan de buitenkant had het kleine raampjes, maar het was gebouwd rond een grote binnenplaats en daar keken de kamers op uit. Een kelder waarin we de ingeleverde wapens zouden kunnen opslaan; en de twee verdiepingen daarboven bevatten hotelkamers, in redelijke staat en met fatsoenlijk comfort. Zelfs airco, als er stroom was. Iedere kamer had een badkamer en een schuifpui met balkonnetje, dat uitkeek op de binnenplaats. In de lobby een bar, met zo waar nog wat flessen drank ook. Het mooiste was echter het zwembad op de binnenplaats: een compleet 25-meter bad met een duikplank op de koop toe. Het hotel was gericht op westerse toeristen -- het gebied was er mooi genoeg voor -- maar sinds het uitbreken van de onlusten bleven die weg. De eigenaar verhuurde ons het leegstaande kavalje maar al te graag. Of we ook zijn personeel maar wilden betalen? Dat weigerde ik grotendeels: we waren als eenheid zelfvoorzienend, met een eigen kok. Als compromis kwamen we uit op iedere ochtend een kamermeisje en af en toe een pool boy. Dat werd dus ons kwartier. Veel luxer dan de meeste andere bivaks die ik gekend heb. Als de plaatselijke krijgsheren gericht op ons zouden schieten was het met zo weinig mensen totaal niet verdedigbaar, maar we waren op vredesmissie, dus ik durfde het risico wel aan.

Dat onderkomen was echter voorlopig ons laatste gelukje. De chauffeur van de drietonner brak zijn kuitbeen. Ik moest mijn hospik, een chauffeur en een jeep missen om hem terug te brengen naar het hoofdkwartier. Twee anderen, waaronder onze kok, kregen dysenterie. Ze verzwakten zo zeer dat ik ze uiteindelijk terug liet brengen met de drietonner -- wachtend op een uitbrander omdat ik een onbevoegde had laten chaufferen. Na een week waren alleen die tolk en ik nog over.

Erger was het dat er hoegenaamd geen wapens ingeleverd werden. Alle partijen hadden het akkoord getekend, in de hoofdstad van het land heerste een sfeer van hoopvolle verwachting, maar hier -- op de grond, zoals de Engelsen zeggen -- werd die hoop absoluut niet gedeeld. Het conflict was deels etnisch, deels godsdienstig, deels vlakte tegen heuvels, deels nomaden tegen boeren en grotendeels gewoon arm tegen rijk. Niemand vertrouwde iemand anders. Een wapen betekende aanzien, potentiële macht, en in ieder geval het equivalent van een maandloon. Geen mens was zo gek om dat in te leveren als dat hem niet expliciet geboden werd door zijn commandant. En de commandostructuur was niet zodanig dat de onderhandelaars in de hoofdstad hun wil konden opleggen aan de kleine militias hier ter plaatse. Wat erger was: er werd in deze streek nog actief gevochten. Niets te merken van een wapenstilstand hier.

Wij zetten voor het hotel een bord neer dat het "commité de désarmement" hier gevestigd was. Na één nacht zat het vol kogelgaten. Wij zochten de krijgsheren op, iedereen wist wie het waren. Die beloofden ons hemel en aarde, àls die-en-die ook zou ontwapenen. Na een week was ik niet alleen vijf man kwijt, maar ik had ook nog eens welgeteld twaalf Berthier karabijnen weten in te nemen. Die dingen stamden nog van vóór de Eerste Wereldoorlog! Een schrale troost was dat ik bij ieder radiocontact hoorde dat mijn collega's verderop met hetzelfde gebrek aan enthousiasme kampten.

Bij toeval ontdekte ik de truc. Wij hadden van de plaatselijke bevolking begrepen dat onze komst er in ieder geval voor zorgde dat er minder geschoten werd. Iedereen was bang dat wij gewond zouden raken, het gerucht ging dat dan de "yanqies" zouden komen (de Amerikanen, in het plaatselijke dialect, een verbastering van yankees), en dàt waren geen doetjes. Ons bord werd aan flarden geschoten, maar ons zelf werd geen haar gekrenkt.

Na een week nam het schieten om ons heen weer toe. Ik was gefrustreerd en ik maakte me nijdig, en dat leidde tot een volstrekt onverantwoorde en onprofessionele beslissing. De tolk en ik stonden met zijn tweeën te kijken waar het schieten vandaan kwam, en we konden van beide partijen de basis duidelijk zien. Brutaalweg schoten ze over onze hoofden heen, van de helling links van het dorp naar die rechts van het dorp en omgekeerd. Woedend riep ik: 'Ik ga erop af!'

'Op welke van de twee?'

'Ik ga naar die versterking daar links. Jij gaat daar naar rechts. Zorg dat ze je zien en als ze op je schieten dan draai je als een haas om.' Zo verstandig was ik dan nog wel. Ik pakte de jeep, zij een motorfiets en met volle verlichting scheurden we de bergen in. Ik had zelfs een zwaailicht aan staan!

Die rebellen waren zo verbaasd over zoveel brutaliteit dat geleidelijk aan het schieten ophield. De volgende ochtend bleek de voorruit van de jeep op de bijrijderspositie aan splinters geschoten te zijn, maar ik had er niets van gemerkt.

Toen ik bij de schans kwam -- wegversperrinkje, drie Tsjechische mortieren, stapels munitie, veel handvuurwapens, wat anti-tank geschut, druk gebarende mannen -- negeerde ik iedereen en riep eerst de tolk op.

'Chief, are you allright?' Ik had inmiddels gehoord dat je een chief petty officer met "Chief" moet aanspreken.

'Prima. Ze konden hun ogen niet geloven. Een vrouw die hier in marine-uniform op een motorfiets aan kwam rijden. Ze denken dat ik een duivel ben.' (In het Engels klonk het veel mooier: 'I am fine. They couldn't believe their own eyes. A woman in Navy ducks riding a bike. They actually think I am a daemon.')

'Mooi, houden zo. We beginnen NU met de ontwapening.'

En zo gebeurde het. Nu konden ze zich niet meer achter de ander verschuilen, want we waren voor het eerst op twee plaatsen tegelijkertijd. Bovendien was ik niet meer in de stemming voor praatjes. Ik stapte uit de jeep en liep zonder plichtplegingen op de commandant af en zei in het Frans dat ik blij was dat hij al zijn wapens en zijn mannen bij elkaar gebracht had. Aan de overkant werd op dit moment ook ontwapend, dus hij kon kiezen: of nu stoppen of de yanqies zouden binnenkort komen. Ik neem niet aan dat hij meer dan tien procent begreep van wat ik te melden had. Maar door het schieten, door de zorgen en vooral doordat ik me nijdig gemaakt had, zat mijn adrenalinegehalte tot hier. En dat zag die basji-bozouk ook. Ik had hem overbluft. Ik liep naar één van zijn mortieren en schroefde zonder veel plichtplegingen het oculair los -- het richtmechanisme. De mannen stonden er besluiteloos bij, maar toen hun bevelhebber niets deed, schroefden ze zelf de oculairs van de andere twee mortieren en gaven ze schaapachtig aan me, zonder me in de ogen te kijken.

Ik was inmiddels weer teruggelopen naar de jeep, had een reserveblik benzine gepakt.

'Aantreden!' Ik geloof zelfs dat ik het in het Nederlands riep. Hoe dan ook, het werkte.

'Ontladen!' Dat woord kende ik tenminste in het Arabisch.

Dat was het cruciale moment. Als hun bevelhebber het toen verboden had, was ik niet alleen met lege handen teruggekeerd, maar ik ben ervan overtuigd dat ze me vermoord zouden hebben. Ik keek echter niet eens in zijn richting: ik sprenkelde benzine op de grond.

'En nou hier neerleggen die wapens.' Ik keek naar de commandant. 'Jij ook. Vooruit, kom op met dat pistool.' Ik liep naar hem toe en pakte hem zijn wapen af. Hij keek me vuil aan, draaide zich zonder iets te zeggen om en liep weg. Ik had het pleit gewonnen. De anderen kwamen ook naar voren, wierpen hun handwapens op de hoop naast het blik benzine en liepen weg. Twee hield ik vast.

'Jullie bewaken de munitie hier. Die kom ik morgenochtend ophalen. Als er ook maar één kogel ontbreekt...' Ik had geen idee hoeveel er lag. Maar de twee soldaten -- jongens nog -- knikten. Ik was hier de nieuwe autoriteit, en ze waren gewend door de autoriteiten bedreigd te worden. Gelukkig vroeg niemand me waarméé ze dan wel die munitie moesten bewaken.

Tussen mijn tanden fluitend sprenkelde ik benzine over de slordige hoop handvuurwapens.

'Achteruit!'

Met een bevredigende whoeff sloeg het vuur aan. Pas op dat moment dacht ik weer aan de overkant. Ik had helemaal geen radiocontact meer gehad met mijn tolk, maar ze was tot dezelfde conclusie gekomen als ik. Nog geen vijf minuten nadat mijn vuur aanging brandde het ook op de helling aan de overkant. De paar mannen die nog overgebleven waren begonnen te juichen. Zo zie je maar.

Toen we weer in ons hotel aankwamen waren we allebei bekaf. Voor mijn gevoel was ik maar een paar minuten op die berg geweest, maar het was al na drieën in de ochtend toen ik weer beneden kwam. Chief Llandrig zat op me te wachten met een bel whiskey in haar hand. Daar was ik ook aan toe. Vervolgens kregen we allebei de slappe lach. Ontlading, ongetwijfeld. Tot zonsopgang zaten we na te praten en te giechelen. Om acht uur 's ochtends voerden we de voorgeschreven vlaggenparade uit, allebei zo dronken als een matroos. Maar die vlaggen (Verenigde Naties in top, de Britse en de Nederlandse vlaggen er links en rechts van aan een iets lagere mast) kwamen keurig omhoog. Het leger draait op discipline en drills.

We hadden wèl het middel ontdekt. In de daaropvolgende nachten werd het routine: kijken waar er geschoten werd, eropaf, en met veel misplaatst vertoon van autoriteit de krijgsheer overbluffen en hem zijn wapens afpakken.

Het waren hondsvermoeiende nachten. Niet alleen de activiteit, maar ook het gevaar -- we moesten vrijwel altijd de vuurlinie in om de schietenden te pakken te krijgen -- en de spanning dat wij vroeger of later zèlf afgetroefd zouden worden, maakten dat we na iedere nacht dood- en doodop waren. Daar kwam nog bij dat na een paar nachten onze eigen vallei schoon leek, dus nu moesten we verder rijden om de andere valleien te ontwapenen.

Vanaf het vallen van de avond observeerden we. Meestal begon het schieten pas om een uur of tien 's avonds, soms wat eerder, soms later. Raar genoeg stopte niemand ermee, hoewel na een paar dagen toch iedereen onze tactiek wel doorhad. Nauwkeurig bepalen waar het schieten plaatsvond, met de motorfiets of de jeep erop af, ontwapenen, naar huis. Slapen tot een uur of negen, dan een late vlaggenparade annex appèl, daarna met de jeep de ingenomen wapens ophalen. Naar de markt om eten te kopen en lunchen. Tegen de avond koken (zij) en rapport opstellen, versleutelen en over de radio uitbrengen (ik). Op het heetst van de middag eerst wat baantjes trekken in het zwembad en daarna een siësta.

Dat zwembad! Na die eerste nacht waren we pas na achten 's ochtends gaan slapen. Ik kon de slaap niet vatten, ik was nog veel te opgewonden over wat we gedaan hadden. Toch moet ik geslapen hebben, want ik werd wakker van een plons. Ik was zo gespannen dat ik in één beweging naast mijn bed stond -- normaal gesproken moest ik altijd knokken met het muskietennet -- en met getrokken pistool het balkon op stormde.

Het was natuurlijk geen aanslag maar de tolk, die ook niet slapen kon. Een idyllischer plaatje kon bijna niet: de zon scheen, de savanne achter het hotel was groen, verderop de berghelling, het blauw betegelde zwembad met daarin de bruine Engelse, die uitbundig naar mij zwaaide.

'Kom er ook in. Het is heerlijk!'

'Ik heb geen zwembroek.' Dat was misschien geen bijster snuggere opmerking, maar ten slotte wàs ik net wakker geworden.

'Nou en? Ik toch ook niet?'

Toen pas zag ik dat ze moedernaakt was. Ik liet mijn verrassing kennelijk blijken, en ze lachte me vrolijk uit. 'Niemand die ons ziet, hoor.' Ongegeneerd zwom ze naar de klant en klom uit het bad.

Tot dan toe had ik niet goed op haar gelet. Ze was een van de mensen waarmee ik een klus moest klaren, en ik was zo gefixeerd op mijn opdracht dat haar vrouwelijkheid mij eerder hinderde dan opwond. Eén vrouw in een groepje mannen, zou dat niet tot spanningen leiden? Bovendien was er tijdens mijn opleiding uitentreuren herhaald dat het stomste wat je als officier doen kan het aanknopen van een amoureuze verhouding met een ondergeschikte is -- van welk geslacht dan ook. Ze was goed als tolk en als militair, en verder had ik niet naar haar gekeken.

Nu stond ze ineens in volle vrouwelijke glorie onder mijn balkon. Ze was ouder dan ik, midden dertig schat ik, maar ze mocht er wezen. Ze had al eerder verteld dat haar moeder hier uit de streek kwam en haar vader een Welshman was. Zelf was ze niet groot -- meer dan een kop kleiner dan ik, maar ik ben lang -- en licht chocola-kleurig, met de smalle neus en de brede lippen die bij de raskenmerken van haar moeder horen. Nu zag ik dat ze ook de brede heupen en de kleine, hooggeplaatste borsten had die ik stiekem bij de meisjes uit de streek bewonderd had. Donkere tepels, lekker groot, en een flinke bos kroezend schaamhaar. Ongegeneerd liep ze om het bad heen en stapte op de duikplank recht onder mijn balkon. Ze liep de plank af, misschien iets wulpser dan de beweging van het verende hout noodzakelijk maakte. Ik staarde naar haar rug en naar de dikke billen die, als je de korte briefing die ik gekregen had voor ik vertrok mocht geloven, voor bijzonder mooi gehouden werden door de plaatselijke bevolking. Tot dan toe had ik gedacht dat ze gewoon mollig was, nu zag ik dat ze anders gewelfd was dan Hollandse vrouwen. Haar buik was vlak en haar armen en benen waren gespierd. Alsof ze mijn conclusie wilde onderstrepen hief ze haar armen boven het hoofd, wipte twee, drie keer op het puntje van de plank en dook sierlijk het water in. Toen ze bovenkwam draaide ze zich op haar rug -- haar tepels en haar geprononceerde venusheuvel duidelijk zichtbaar boven water, de rest gebroken door de golfjes in het bad. 'Waar blijf je? Stop dat pistool weg en kom lekker zwemmen.' Zonder mijn antwoord af te wachten begon ze baantjes te trekken.

Ik aarzelde. Het zou niet verstandig zijn... Maar mijn lichaam won het. Toen ik me omdraaide en de kamer inliep merkte ik dat ik een erectie had. Ineens had ik een geweldige seksuele behoefte. Ik ging naar de badkamer, probeerde te plassen. Weet je dat mannen niet kunnen plassen als ze een stijve hebben? Nou ja, het hielp ook al niet dat het raampje van de badkamer uitzicht bood op het zwembad, waar mijn naakte tolk nu serieus baantjes trok. Eén baantje schoolslag (ronde billen boven water), een baantje rugslag (borstjes en buik), een baantje vlinderslag (billetjes), een baantje rugcrawl (borsten en, verdomd, kutje). Da capo. Ik moet bekennen dat ik me daar boven die plee haastig heb staan aftrekken.

Het voordeel daarvan was dat ik, toen ik eenmaal in het zwembad kwam, tenminste geen genante vlaggenstok droeg. Ik legde mijn handdoek naast de hare en liep naar de duikplank.

Het gespetter in het water hield op. Zij nam mij openlijk op. Het bloed vloog me naar de oren. Had ze gezien dat ik haar daarnet even nauwkeurig de maat nam? Enfin, de enige mogelijkheid was springen. Ik bracht mijn armen boven mijn hoofd en dook.

'Jolly good, but too short,' was het commentaar toen ik weer bovenkwam. Ik negeerde haar en begon ook baantjes te trekken. Even zwommen we gelijk op, maar al gauw liep ze van me weg. Marine, hè. Later vertelde ze me dat ze had gewerkt in een Search & Rescue team. Die lui gaan uit een helikopter te water om drenkelingen te redden. Geen wonder dat ze goed getraind was.