Seksgodin Nerevar Deel 02

PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier
DarkBee
DarkBee
18 Volgers

Binnen stond ze oog in oog met een Deugniet, waarschijnlijk opgeroepen door de tovenaar die daar woonde. Hij viel haar aan, maar was geen partij voor haar betoverde zwaard en met één slag ging de Deugniet neer. Ze liep de trap naar beneden en kraakte het slot dat op de deur zat. Achter de deur stond een doodsbange man in zijn ondergoed, de leerling van de bewoner van het huis. Hij begon te huilen en zei dat het allemaal zijn schuld was en dat hij de Deugniet had opgeroepen maar dat hij zich tegen hem had gekeerd en zijn huis overhoop had gehaald. Uit angst had de man zich opgesloten in zijn kamer en gewacht totdat hij gered zou worden.

Mirusa stelde de man gerust en ging terug naar Ald'ruhn. Edwinna bedankte haar, gaf haar een krachtige spreuk en vroeg haar om Chimarvamidium terug te leggen, het boek was nutteloos voor haar onderzoek naar de Dwergen.

Met de Gildegids was Mirusa snel weer terug. Edwinna bedankte haar en gaf haar twee magische amuletten: een Almsivi (Almalexia, Sotha Sil, Vivec) Interventie en een Goddelijke Interventie-amulet. Met een van deze amuletten kon de drager ervan naar de dichtstbijzijnde tempel of altaar van de Keizerlijke Cultus teleporteren. Mirusa bedankte haar hartelijk en ging terug naar Balmora.

"Eens kijken of dit echt werkt," dacht ze en ze gebruikte de Goddelijke Interventie en een seconde later stond ze voor het fort dat vlakbij Balmora lag.

"Dat komt goed uit, ik moest hier toch zijn," dacht Mirusa en liep naar binnen. Ze praatte met de twee mannen die Caius had genoemd en kreeg een paar drankjes en spreuken mee die ze onderweg misschien zou kunnen gebruiken.

Toen ze alles had, ging Mirusa naar buiten, keek op haar kaart waar Caius het kamp van de Urshilaku op had aangekruist en keerde terug naar de stad met de Almsivi Interventie. Ze kwam vlak voor de tempel uit. Voordat ze op weg zou gaan besloot ze om eerst even in de tempel te kijken. Op de begane grond en in de kelder vond ze niets interessants, maar op de eerste verdieping sprak ze met de hogepriester van de tempel van Balmora, die haar vroeg of ze bij de tempel wilde horen. Ze vroeg de priesters wat dat inhield en kreeg te horen dat daar voornamelijk devotie voor nodig was en af en toe het doen van wat missies, voornamelijk het helpen van anderen. Mirusa dacht: "Waarom ook niet?" en meldde zich aan. Voordat ze missies mocht doen, moest ze eerst de pelgrimstocht van de Zeven Genades doen, een tocht langs zeven altaren die verspreid over het westelijke deel van het eiland te vinden waren. In het boek dat ze kreeg stond precies waar de altaren zich bevonden en Mirusa kruiste de locaties aan op haar kaart. Hierna ging ze op weg naar het kamp van de Aslanders om meer te leren over de cultus van St. Nerevar.

Hoofdstuk 12

Mirusa bekeek haar kaart goed en noteerde nog wat plaatsen op haar kaart waar ook Sliblopers heen gingen. Vanuit Balmora ging de Slibloper niet verder naar het noorden dan Ald'ruhn, maar ze kon daar overstappen richting Khuul en van daaruit was het niet zover meer lopen.

Na een lange reis kwam Mirusa aan in Khuul. De route naar het kamp van de Aslanders zou niet eenvoudig worden: er was haar verteld dat er naar een Aslanderkamp geen wegen zijn en dat de reis ook langs allerlei gevaarlijke plekken zou gaan. Mirusa haalde haar schouders op en begon aan de tocht naar het kamp.

Even buiten het dorp zag ze van grote afstand een paar mensen rond een kampvuurtje staan, die een kist bewaakten. Ze aarzelde geen moment en pakte haar boog. Drie pijlen zoefden weg en twee van de drie troffen doel. De drie mannen kwam op haar af rennen om haar aan te vallen, maar Mirusa legde aan en schoot de eerste neer. De tweede had ook een boog en Mirusa moest moeite doen om zijn pijlen te ontwijken en tegelijkertijd hem neer te schieten, maar na een paar pijlen lukte het om hem door zijn borst te schieten. Dodelijk getroffen viel hij neer.

De derde man had niets gemerkt en stond nog steeds bij het vuur en bij de kist. Ook hij ging neer met twee pijlen. Mirusa liep naar het vuur en opende de kist. Een miezerig klein beetje goud kwam te voorschijn.

"Jezus, heb ik daarvoor drie mensen gedood?" zei Mirusa hardop tegen zichzelf.

Mirusa vervolgde haar tocht, maar kwam voor een paar flinke heuvels te staan. Gelukkig had ze een drankje bij zich dat haar voor heel even kon laten zweven. Ze slikte het drankje en liep regelrecht de lucht in en landde op de top toen het drankje uit was gewerkt. Ze gleed van de heuvel af en onderaan stond een rat op haar te wachten. Met een paar klappen van haar zwaard viel de rat neer; deze rat, vond ze, was wat sterker dan andere ratten die ze had gedood. Toen herinnerde zich de woorden van de mensen die haar wat handige spreuken en drankjes hadden gegeven in het fort bij Balmora: in de Aslanden zijn er veel beesten die door een soort ziekte veel sterker zijn dan normaal en ze kunnen deze ziektes ook overdragen. Gelukkig had ze vier drankjes meegekregen tegen deze ziektes.

Ze vond een pad en volgde het richting het zuiden en sloeg linksaf toen dat kon. Voor haar doemde een Daedrische ruïne op. Van horen zeggen had ze gehoord dat er in Daedrische ruïnes sterke monsters huisden, dus ze liep een eindje om omdat ze zich nog niet sterk en ervaren genoeg voelde om de confrontatie aan te gaan.

Een paar meter na de ruïne zag ze het kamp liggen. Ze vond de tent van de leider van het kamp, maar hij was woest toen ze zonder aankondiging zijn tent binnenging en dreigde haar te doden als ze niet snel weg zou gaan. Mirusa ging naar de tent van de Wijze vrouw van het kamp. Met wat geld kreeg ze haar aan het praten en de vrouw raadde haar aan om met de rechterhand van de leider te gaan praten.

Hij nam geen geld aan als geschenk maar liet zijn broek zakken en gaf Mirusa de opdracht om op haar knieën te gaan zitten en hem te pijpen.

"Geen beurt, geen toestemming." Met deze woorden hield hij zijn slappe lul in Mirusa's richting. Met tegenzin nam ze de pik in haar mond, sloot haar lippen er omheen en begon te zuigen. Al gauw werd zijn lul harder en Mirusa voelde dat hij zijn heupen bewoog, alsof hij haar mond aan het neuken was. Ze liet hem begaan en een paar minuten later spoot hij zijn zaad in haar mond. Ze slikte het zaad door en hij gaf haar permissie om met Sul-Matuul, de leider van het kamp, te gaan praten.

Sul-Matuul vertelde haar dat ze eerst een initiatieritueel moest doen voordat ze zich kon aansluiten bij de Nerevar-cultus. Hiervoor moest ze een boog gaan zoeken in een tombe van de Urshilaku en deze terugbrengen naar de leider. Deze tombe was ten zuidoosten van het kamp en een stuk groter dan andere tombes. Met deze informatie ging Mirusa op pad.

Na een tijdje zoeken en wat monsters doden vond ze de juiste tombe, die van de Urshilaku. De tombe was enorm en bestond uit verschillende kamers en niveaus en het kostte Mirusa uren om de juiste ruimte te vinden waar de boog was. Daarnaast waren er veel sterke en minder sterke spoken en skeletten die ze moest bevechten. Gelukkig lag de tombe vol met dure spullen, spreuken en drankjes en Mirusa kon lang niet alles dragen en nam alleen wat duurdere stukken mee. Ze vond een pantser van de beste soort in de lichte categorie en trok die aan. Ze waren van een speciaal soort glas gemaakt, verrassend licht en verbazingwekkend sterk.

In een kamer ergens achteraan op het hoogste niveau kwam ze de geest van Sul-Senipul, de vader van Sul-Matuul, tegen. Hij had de boog bij zich en Mirusa moest hem verslaan om de boog te kunnen bemachtigen. Het gevecht was zwaar en Mirusa moest een drankje slikken om niet dood te gaan. Nadat ze de geest had verslagen vond ze de boog en liep naar buiten en keerde terug naar het kamp.

Nadat ze de boog had overhandigd aan Sul-Matuul die haar feliciteerde met het vinden van de boog. Ze werd benoemd tot Vriend van de Aslanders en mocht de boog houden, die helemaal niet zo goed was. Nu mocht ze met de Wijze vrouw gaan praten.

Voordat de Wijze vrouw wilde praten moest Mirusa haar broek laten zakken en haar benen spreiden. De Wijze vrouw ging tussen haar benen zitten en begon haar klit te likken en vingerde tegelijkertijd haar eigen poesje. Ze was goed en Mirusa had moeite om te blijven staan. Met een vinger drong de vrouw Mirusa's poesje binnen en begon haar te vingeren. Niet veel later kwam Mirusa klaar, gevolgd door de vrouw. Hierna wilde ze pas praten.

De Wijze vrouw gaf Mirusa een schat aan informatie over de profetieën van de Nerevarine en de cultus daar omheen. Mirusa had nu genoeg informatie voor Caius en keerde terug. Ze gebruikte het amulet van Almsivi Interventie en kwam terecht bij de tempel van Gnisis. Van daaruit nam ze de Slibloper naar Balmora, met een overstap in Ald'ruhn en zocht Caius op in zijn huis.

Hoofdstuk 13

Caius bedankte Mirusa voor de informatie en had een nieuwe missie voor haar. Dit keer moest ze een basis van het Zesde Huis schoonvegen, ergens in een grot. Omdat Caius niet precies wist waar die grot zich bevond, moest Mirusa eerst naar het fort bij Ald'ruhn om informatie te gaan inwinnen over de locatie van deze grot.

Via het Tovenaarsgilde kwam Mirusa zonder problemen aan in Ald'ruhn en gebruikte haar amulet van Goddelijke Interventie en kwam vlak voor het fort uit. Ze liep naar binnen en stond gelijk oog in oog met haar contactpersoon, Raesa Pullia.

De vrouw gaf haar een verslag van een troep soldaten die de grot hadden gevonden en onderzocht. Maar één soldaat was teruggekeerd en hij was besmet met een vreselijke ziekte, corprus genaamd, en kort daarna gek geworden en overleden. De soldaat noemde voor zijn dood de naam van de basis, Ilunibi.

Volgens de informatie moest de grot in de buurt van Gnaar Mok zijn, maar Raesa wist ook niet precies waar, niemand had er ooit van gehoord. Op haar kaart kruiste Mirusa op aanwijzing van Raesa Gnaar Mok aan en ging op weg.

Na een stevige wandeling, met hier en daar wat tegenstand van wilde beesten maar verder geen bijzonderheden, kwam ze aan in Gnaar Mok. De lokale bevolking had nog nooit van Ilunibi gehoord of wilde niet praten. De kapitein van het schip dat in de haven lag wilde praten en zij noemde de naam Khartag Punt, waar ook de grot die ze zocht zich bevond.. Deze plek was direct ten noorden van Gnaar Mok. Mirusa bedankte de vrouw en ging op weg.

Een paar minuten later had ze Khartag Punt gevonden en stond ze voor de ingang van de grot. Voordat ze naar binnen ging, rustte ze eerst even wat uit. Na haar korte slaapje voelde ze zich een stuk slimmer, sneller en sterker. Ze trok haar boog en ging de grot binnen.

Direct na de deur was er een steile daling en een poel met water, die werd gevoed door een waterval aan de linkerkant. Na een duik in het koude water zette Mirusa voet op vaste bodem en bekeek de grot. In nissen in de zijwanden brandden rode kaarsen. De grot was kil en koud en stond half onder water en Mirusa voelde zich absoluut niet op haar gemak - er dreigde iets onheilspellends, maar ze kon er haar vinger niet op leggen waarom ze zich zo voelde en wat er haar te wachten stond.

In de verte zag ze een Asslaaf. Ze probeerde hem neer te schieten, maar hij zag haar eerder. Vanaf veilige afstand lanceerde hij bliksem en Mirusa moest moeite doen om die bollen te ontwijken en tegelijkertijd haar boog te spannen en te richten. Na een paar schoten die allemaal naast gingen, besloot om ze om haar boog voorlopig even niet te gebruiken en te wachten totdat de Asslaaf door zijn magie zou zijn.

Een minuutje later was dat het geval en hij kwam op haar af rennen. Nu kon Mirusa wel haar boog gebruiken en twee pijlen later lag de Asslaaf dood op de grond. Ze liep naar het lijk toe en trok een pijl uit het lichaam zodat ze die pijl nog een keer zou kunnen gebruiken.

Plotseling hoorde ze geschreeuw en een naakte man kwam vanuit een zijgang op haar af rennen. Hij hield een knuppel vast en verder helemaal niets: geen pantser, geen kleren, helemaal niets. Met een paar klappen van haar zwaard ging de man, een Dromer, neer. Ze onderzocht zijn lichaam, maar kon alleen wat vlees, besmet met corprus en ingepakt in een of andere verpakking vinden. Met haar kennis van Alchemie kon ze geen positieve eigenschappen van het stuk vlees ontdekken, dus liet ze het liggen.

Daarna liep ze door en kwam bij een deur die naar de volgende ruimte leidde. Ze ging de deur door en verkende de ruimte. Ook hier kwam ze een paar Asslaven tegen, maar ook Aszombies, Dromers, Botlopers en Scamps. De grot was behoorlijk uitgestrekt en pas in de vierde ruimte kwam ze een waardige tegenstander tegen. Het was Dagoth Gares. Hij sprak haar aan en vertelde haar dat Dagoth Ur haar, aansprekend als Nerevar, liever als vriend dan als vijand wilde hebben, maar voorlopig kon dat niet: Nerevar zou eerst naar de Rode Berg, een grote vulkaan in het midden van het eiland moeten gaan om daar Dagoth Ur te ontmoeten en hun vroegere vriendschap te vernieuwen. Voordat het zover is, moest Mirusa Dagoth Gares verslaan. Mirusa probeerde zoveel mogelijk informatie los te krijgen, maar op een gegeven moment had de Dagoth geen stof meer en het gevecht begon.

Dagoth Gares was niet bijzonder sterk, maar Mirusa dronk toch voor het gevecht begon voor de zekerheid twee drankjes die haar sterker maakten. Met een paar flinke klappen van haar zwaard ging hij neer, maar niet voordat zij een paar klappen had gekregen. Daarna gebeurde iets wat ze totaal niet had verwacht: met zijn laatste woorden vervloekte Dagoth Gares Mirusa en zei dat ze één zou worden met Dagoth Ur. Hij gaf haar de gevreesde en dodelijke corprus-ziekte.

Mirusa voelde zich niet anders, maar aan haar gezicht te voelen was het wel te zien dat ze ziek was. Ze pakte het amulet van het dode lichaam van Dagoth Gares en ook een brief van Dagoth Ur die hij bij zich droeg. De brief was afkomstig van Voryn Dagoth en gericht aan zijn vriend, heer Indoril Nerevar. Dagoth Ur vroeg of Nerevar bij hem wilde komen onder de Rode Berg om hun vriendschap weer te herstellen, voordat ze ruzie kregen om de Gereedschappen van Kagrenac, drie unieke wapens, bedoeld om het Hart van Lorkhan te vernietigen.

Met deze brief en haar corprus-ziekte keerde ze terug naar Caius. Hij feliciteerde haar met het doden van Dagoth Gares, maar was bezorgd om de corprus. Hij promoveerde Mirusa en gaf haar de opdracht om eerst te proberen van corprus af te komen. Als ze zou terugkeren, hopelijk genezen, zou hij een nieuwe opdracht voor haar hebben: het terughalen van de Verloren Profetieën.

Caius vertelde haar dat een Telvanni tovenaar, Divayth Fyr die in Tel Fyr woonde, een soort tehuis voor mensen met corprus had onder zijn toren en dat hijzelf bezig was met een middel tegen corprus te ontwikkelen. Misschien kon hij haar helpen? Caius kruiste de positie van Tel Fyr aan op haar kaart.

Volgens Caius was de snelste manier vanuit Sadrith Mora over het water te lopen of er overheen te vliegen of te gaan zwemmen naar Tel Fyr. Ook al was er een aanlegsteiger, er voeren geen boten. Gelukkig had Mirusa een spreuk op zak waardoor ze 6 minuten achter elkaar over het water kon lopen. Ze hoopte dat het lang genoeg zou zijn, anders kon ze er zelf voor zorgen dat ze over water zou kunnen lopen, alleen wat korter dan de spreuk die ze bij zich had. Caius gaf haar een kunstvoorwerp van de Dwergen mee, omdat Divayth Fyr die verzamelde. Ook kreeg ze een aanzienlijk bedrag aan goud mee, mocht het nodig zijn.

Hoofdstuk 14

Via de Gildegids kwam ze uit in Sadrith Mora. Ze liep richting het water en sprak de spreuk uit. Met haar kaart voor zich liep ze over het water richting Tel Fyr. De spreuk werkte lang genoeg, want na minder dan 6 minuten doemde de toren van Tel Fyr voor haar op. Ze liep om de toren heen op zoek naar de ingang. Caius had haar wat drankjes om mee te vliegen gegeven, want Telvanni tovenaars gebruikten bijna nooit trappen in hun torens.

Binnenin praatte ze met de gekloonde dochters van Divayth Fyr en zij vertelden haar over de tovenaar en zijn Corprusarium. Voordat Mirusa daar naar toe zou moeten, moest ze eerst met de tovenaar zelf gaan praten, bovenin het gebouw. Ze liep een gang door naar de volgende verdieping en ging een deur door. Daar zag ze boven haar een schacht en sprak een spreuk uit die haar kon laten zweven voor een klein moment, net lang genoeg om op de hoogste verdieping te komen.

Veilig landde Mirusa op de hoogste verdieping van Tel Fyr en liep naar de oude Telvanni tovenaar. Hij was minstens duizend jaar oud en droeg een compleet Daedrisch pantser, zonder de helm. Mirusa sprak hem aan en gaf hem het geschenk dat Caius haar had meegegeven. Hij lachte en ging daarna gelijk over op de reden van dit bezoek.

"Dus jij wilt genezen worden? Waarom wil je dat?"

Mirusa antwoordde dat ze misschien de reïncarnatie van heer Nerevar was.

"Het zal wel, ik geloof niet zo in die verhalen. Hoe dan ook, ik weet niet of ik je kan genezen. Wat we kunnen doen is het volgende: in mijn Corprusarium huist waarschijnlijk de laatste overgebleven Dwerg en hij heeft een paar laarzen die ik graag wil hebben. Ga hem opzoeken, breng de laarzen mee en dan zien we wel verder."

Met deze woorden stuurde hij Mirusa weg, op weg naar de kerkers onder zijn toren. Voordat ze weg ging nam ze een sleutel van zijn tafel mee, die daar lag om te worden meegenomen voor elke schatzoeker die de toren aandeed; Divayth Fyr had in de loop van vele honderden jaren flink wat schatten verzameld en her en der in zijn toren in stevige kisten gestopt, die gesloten waren met een serie van sleutels. De enige sleutel die niet in een kist zat, was de sleutel die naast Divayth Fyr op de tafel lag, dus die mocht ze meenemen.

Bij het Corprusarium aangekomen praatte Mirusa met de bewaker en die vertelde haar dat ze de corprus-slachtoffers niet mocht aanraken, anders zou ze te maken krijgen met hem en kon ze enige vorm van medewerking wel op haar buik schrijven. Van een van de dochters waar ze eerder mee had gepraat had ze echter gehoord dat er behoorlijk wat schatten te vinden waren in het Corprusarium, verspreid in verschillende kisten, afgesloten met een slot van de hoogste categorie en daar bovenop ook nog een valstrik. De valstrik kraken was niet zo moeilijk, maar Mirusa besloot om de kisten te laten voor wat het was en wilde eerst van haar corprus afkomen. Ze ging de poort door en liep rechtdoor naar de deur die naar het dieper gelegen gedeelte van het Corprusarium leidde, waar de laatste dochter en de laatste Dwerg waren.

Onderweg had Mirusa gelukkig weinig last van de corprus-lijders. Onderweg vond ze een trommel, bespannen met Guarhuid. Ze keek even vreemd toen ze het instrument zag, maar nam het toch maar mee, misschien kon het van pas komen.

Het dieper gelegen gedeelte was niet zo groot en al gauw zag Mirusa een jonge vrouw in pantser en een dikke, oude man op een robot-onderstel. Ze liep op hen af en de vrouw begon tegen haar te praten omdat ze zag dat Mirusa een trommel vasthield.

"Die trommel gebruik ik om de gevangenen te kalmeren, op de een of andere manier worden ze rustig van het geluid van deze trommel. Dank je dat je hem gevonden hebt, soms gaat een gevangene er met de trommel vandoor." Mirusa gaf de vrouw de trommel en ze begon er op te spelen en inderdaad: de corprus-lijders werden wat rustiger.

Daarna praatte Mirusa met de Dwerg. Hij vertelde haar over zijn theorieën waarom de Dwergen waren verdwenen en dat hij misschien wel de enige op aarde overgebleven Dwerg was. Zonder problemen gaf hij de laarzen aan Mirusa.

Met deze laarzen ging ze direct terug naar Divayth Fyr en gaf hem de laarzen.

"Goed, wat ik nu ga proberen zou je kunnen doden. Het zou je ook kunnen genezen, ik heb geen idee. Maar voordat ik dit drankje" waarbij hij wees op een fles in zijn hand, "aan je geef, moet je eerst wat anders doen." Met deze woorden deed hij zijn beenplaten af en trok zijn broek omlaag. Een enorme lul kwam te voorschijn en de oude man gebaarde Mirusa om hem te pijpen.

DarkBee
DarkBee
18 Volgers